Categorieën
Dialoog Perspectief Voorbeeldverhaal

Wat we kunnen leren van verhalenschrijver Thijs de Boer

In sommige verhalen verstrijkt de tijd niet, en toch staan die verhalen niet stil. Ze vertellen en ze vertellen, zonder dat er echt iets gebeurt. Deze verhalen worden voortgedreven door een noodzaak om te vertellen. Maar om wát te vertellen? Daar lijkt het vertellende personage naar op zoek. Welkom in de wereld van het korte verhaal als monoloog.

Het korte verhaal op de rand van monoloog

In sommige verhalen verstrijkt de tijd niet, en toch staan die verhalen niet stil. Ze vertellen en ze vertellen, zonder dat er echt iets gebeurt. Deze verhalen worden voortgedreven door een noodzaak om te vertellen. Maar om wát te vertellen? Daar lijkt het vertellende personage naar op zoek. Welkom in de wereld van het korte verhaal als monoloog.

Thijs de Boer opent zijn debuutbundel Vogels die vlees eten (2010) met een kort verhaal als monoloog: Loopdrang. Er is geen centrale gebeurtenis. Er wordt vooral verteld.

De hoofdpersoon zit in een inrichting. De therapeuten zijn op zoek naar het verhaal van de hoofdpersoon, naar wat hem drijft. Maar het verhaal dat de hoofdpersoon ons vertelt, ontwijkt al die vragen. Hij vertelt over zijn medepatiënten, over de vorige bewoners, over de gangen van het gebouw.

Dit gebouw was vroeger een van de beste plekken in het land om je demente vader of moeder heen te brengen. Maar het tehuis ging failliet, omdat niemand zo veel geld wilde betalen voor degenen die hen in deze wereld hadden gebracht.
En nu slapen wij hier.

Soms rent er een lilliputter rondjes door de gangen terwijl hij schreeuwt: ‘Kijk, de dwerg is aan het rennen! Kijk de dwerg is aan het rennen! Kijk naar zijn grappige armpjes en beentjes! Kijk hoe ze bewegen! Kijk hoe ze bewegen!’
Dit is voordat hij een shot krijgt.

(Uit: Thijs de Boer, Vogels die vlees eten, het verhaal Loopdrang)

Het is zeker geen lineair verteld verhaal. Het is associatief, springt van de hak op de tak. Het verhaal brengt vooral een gevoel over, iets onbenoembaars. Het cirkelt rond een kern, zonder die kern echt te bereiken, we blijven er maar omheen lopen. Het laat zich alleen tussen de regels lezen.

En hier ben ik, tussen al deze gekken. En het enige wat we allemaal met elkaar gemeen hebben, is dat we willen vergeten.

(Uit: Thijs de Boer, Vogels die vlees eten, het verhaal Loopdrang)

Deze vertelling die de essentie bewust ontwijkt, is voor de hoofdpersoon nodig om zijn daadwerkelijke verhaal te verdringen, om niet gek te worden, om te overleven. Die sterke drang om te vertellen is kenmerkend voor het korte verhaal als monoloog.

In een traditionele cursus zal een docent wellicht niet snel met zo’n verhaal aan de slag gaan. Het onttrekt zich aan de gewone manier van vertellen, je kunt er nauwelijks traditionele regels op los laten (als je dat al zou willen). Maar omdat het het korte verhaal als monoloog te mooi en te belangrijk is om over het hoofd te zien, wil ik het toch van dichtbij bekijken. En dan zie ik de volgende kenmerken:

1. Het is geschreven in de eerste persoon. Er is nadrukkelijk een verteller aan het woord.

2. De ik voelt een noodzaak om iets te vertellen. De ik hoeft zich van die noodzaak om te vertellen niet bewust te zijn. Hij hoeft ook niet te vertellen wat die noodzaak is. Hij kan zelfs als bij De Boer bewust de essentie vermijden. Dan is het vertellen vooral een afleidingsmanoeuvre. Maar je voelt als schrijver en als lezer de drang van het vertellende personage.

3. Niet de schrijver maar het personage is aan het woord. Je hoeft niet op zoek naar mooie formuleringen of naar mooie wendingen om als schrijver te schitteren. Je moet wel op zoek naar toon en vertelwijze van je vertellende personage. Naar zijn geheel eigen logica ook.

4. Het verhaal is niet-lineair Het gaat in het verhaal als monoloog niet om gebeurtenissen, en dus ook niet om de ontwikkeling van eventuele gebeurtenissen.

5. Het verhaal is associatief. Het vertellende personage associeert, springt van het een naar het ander. Het is alsof we door een caleidoscoop kijken. Overigens, verwar de associatieve sprongen niet met sprongen in de tijd, al lijken ze daar soms wel op. Strikt genomen gaat het niet om flashforwards en flashbacks, maar om de hak en de tak.

Serie
Deze blogpost over het korte verhaal als monoloog is een deel uit een serie. Eerder kwamen aan bod:

  • Het korte verhaal als mini-roman (voorbeeld: Annie Proulx, Brokeback mountain)
  • Het korte verhaal als gedicht (voorbeeld: Ton Rozeman, Je ziet er niets van)
  • Het korte verhaal als essay (voorbeeld: Ali Smith: Kort waar verhaal)

En jij?
Ken jij verhalen die op de rand van de monoloog zijn? Schrijf je ze wellicht zelf? Deel hier je ervaringen! Dank je wel.

Door Ton Rozeman

Schrijver en docent creative writing. Publiceerde verhalenbundels (longlist Ako en Libris) en het handboek 'Korte Verhalen Schrijven'. Zijn meest recente bundel is 'Wat ik van liefde weet'.

10 reacties op “Wat we kunnen leren van verhalenschrijver Thijs de Boer”

Ton,

een wat late reactie van mijn kant (had de afgelopen tijd weinig tijd om weblogs bij te houden):

Thijs de Boer’s bundel heb ik ook gekocht, en het is inderdaad bijzonder. Mooie analyse van je, hier. Je vroeg ook om voorbeelden, ik heb een tijd geleden dit verhaal geschreven:

http://www.symbaloo.com/toolbar.do?url=http%3A%2F
%2Fdagenalsgras.wordpress.com

als ik jouw blog lees denk ik dat het vergelijkbare kenmerken heeft, ik merk dat ik vaker naar deze indirecte manier van vertellen grijp, op de een of andere manier werkt het heel goed. de ene keer lukt het beter dan de andere keer, over dit voorbeeld ben ik redelijk tevreden.

groet,

peTer

Hoi Ton,

Fijne analyse, al is de monoloogvorm voor mij niet het meest doorslaggevende bij de impact van dit verhaal. Voor mij zit de kracht in de eerste plaats (zoals je zelf ook al aangeeft) in het niet benoemen van de kern, waardoor alles wat wél wordt beschreven een extra lading krijgt. Het ik-perspectief is gezien het decor en dat wat het verhaal duidelijk lijkt te willen maken een logisch perspectief. In andere verhalen in de bundel (bijvoorbeeld ‘Zaterdag’) wordt het verhaal in de derde persoon verteld en dat levert een vergelijkbaar effect op: veel zeggen door juist de kern niet te benoemen.

Overigens kan ik iedereen de bundel van Thijs de Boer van harte aanraden, heb dagen nadat ik het uit had niets anders kunnen lezen, zó verpletterend goed!

Ja, mooi verhaal hè. En inderdaad valt er veel meer over te zeggen dan ik hier doe. Ik gebruik het hier puur om iets te vertellen over het korte verhaal als monoloog.
Studenten van me die Thijs de Boer ontdekken zijn ook steeds erg enthousiast. Hij weet iets bijzonders te doen, iets nieuws, iets ook dat lezers raakt.

Leuk dat je deze bundel hebt gekozen om te bespreken! Het was de eerste verhalenbundel die ik las (daarvoor zette ik een boek altijd terug als ik zag dat het losse verhalen waren) en ik was meteen verkocht! Ik heb daarna een boel andere bundels gelezen en volg inmiddels zelf een cursus korte verhalen schrijven, en deze bundel is toch altijd mijn favoriet gebleven. De manier van vertellen vind ik ontzettend knap. Ik heb alle verhalen nu twee keer gelezen en daar zal het vast niet bij blijven!!

Wow. Je hebt het korte verhaal ontdekt door Thijs de Boer. Ik waardeerde hem al als schrijver, nu ook als ambassadeur van het korte verhaal. Ben eigenlijk toch wel benieuwd wat je ná hem bent gaan lezen. En of jouw verhalen door hem beïnvloed zijn, of er iets is dat je probeert toe te passen in je eigen werk. Wil je daar iets over zeggen, Kristel?

Het kwam vandaag pas bij me op om nog eens bij de reacties te kijken, dus mijn antwoord liet even op zich wachten! 🙂
Na Thijs de Boer heb ik eerst verschillende Nederlandse bundels gelezen, onder andere van Janneke van der Horst, Elke Geurts, Gerard van Emmerik en natuurlijk ook van jou (Misschien maar beter ook). Ik las eigenlijk altijd vooral Engelstalige boeken dus daarna met ik doorgegaan met wat Engelstalige bundels, zoals Raymond Carver, Robin Black, Kevin Canty en Aryn Kyle.
Wat ik zo mooi vind in de verhalen van Thijs is de sobere stijl; veel zeggen met weinig woorden, geen onnodige beschrijvingen. Tijdens de cursus Korte Verhalen heb ik gemerkt dat ik zelf ook de neiging heb om vrij compact te schrijven, maar dat is niet iets wat ik bewust probeer te doen of probeer te imiteren. Het gebeurt gewoon. Ik denk dat ik daarom ook meteen verkocht was toen ´Vogels die vlees eten´ las. Ik heb het inmiddels twee keer gelezen en het staat voor mij nog steeds op nummer 1!

Hoi Ton,
Wat alweer een schitterende blog. Omdat ik alle verhalen die besproken worden ook helemaal wil lezen hou ik je bijna niet bij. (Eer ik het betreffende boek in huis heb.)Elke blog is weer zo’n inspiratie!
Zelf heb ik een tijd geleden een verhaal geschreven over twee zussen. De een ligt op sterven, in haar ziekenhuis bed, de ander zit ernaast. De stervende zus kan al niet meer praten maar praat in haar hoofd tegen haar zus. De zus die wacht op de ander haar dood praat met haar zus in het bed maar eigenlijk zijn het twee monologen die elkaar afwisselen. Soms zie ik het bij oudere echtparen in de supermarkt. Ze praten, maar het is geen gesprek, eigenlijk houden sommige mensen gewoon steeds een monoloog ook al zijn ze samen. De drang om te spreken is er maar die om te luisteren niet zozeer.(zender zender ipv zender ontvanger zender)
Ik ga zeker achter deze bundel aan! (Heerlijk!)
San

O, San, het blog is dus een flinke kostenpost voor je, als je alle besproken bundels aanschaft. Je zult vast gaan genieten van Vogels die vlees eten. Als je iets anders nieuws wilt lezen: Maartje Wortel, Dit is jouw huis.. Niet dat de twee te vergelijken zijn (behalve dan dat ze allebei vernieuwend bezig zijn).

Reacties zijn gesloten.